Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Benzinestation, saneringsvariant 1: graven en grondwateronttrekking

In deze figuur is variant 1 ‘graven en grondwateronttrekking’ weergegeven.

Graven

Uitgangspunt is, dat sprake is van een mobiele verontreiniging. De bron wordt zo veel mogelijk door ontgraven verwijderd. Kosteneffectiviteitoverwegingen spelen hierbij een rol. De vrijkomende grond wordt vervolgens afgevoerd naar een reiniger, of gestort. Soms is het mogelijk om de grond toe te passen op minder gevoelige locaties. Voor de keuze van de verwerkingsmogelijkheden van de bij de ontgraving vrijkomende grond wordt verwezen naar [1]. Aan de hand van het selectieschema ontgravingstechnieken kan bepaald worden of ontgraven mogelijk is op de locatie en welke aanvullende maatregelen daarbij getroffen moeten worden.

Wanneer de verontreiniging beneden het grondwaterniveau aanwezig is, is een tijdelijke bemaling nodig om ontgraven in den droge mogelijk te maken (zie [2] of zoek op grondwater onttrekken en ontgraven). Zonder bemaling moet de verontreiniging in den natte worden ontgraven. Doordat nauwkeurig en selectief ontgraven niet mogelijk is door het beperkte overzicht is dit geen betrouwbare methode en vaak duurder doordat de ontgraven grond niet ontwaterd is. Verwijderen van de verontreinigende stoffen beneden de grondwaterstand met een in situ techniek of het accepteren van een restverontreiniging zijn alternatieven.

De stabiliteit van de ontgravingput kan door het treffen van grondkerende civieltechnische maatregelen verbeterd worden. Een eenvoudige grondkerende constructie, om bijvoorbeeld graven naast een doorgaande weg mogelijk te maken wordt regelmatig toegepast. Het plaatsen van damwanden om ontgraving op grote diepte mogelijk te maken, wordt veel minder toegepast, omdat dit een dure en technisch complexe methode is met risico op schade voor de omgeving.

In enkele situaties kan het zinvol zijn ontgraven uit te werken voor een verontreiniging op grote diepte; bijvoorbeeld in een situatie waar een combinatie mogelijk is met een grondkerende constructie voor nieuwbouw.

Grondwateronttrekking

Na het ontgraven van de bron blijft er vaak nog een verontreiniging in het grondwater achter, omdat de mobiele stoffen, in opgeloste vorm in het grondwater aanwezig, een groter verspreidingsgebied hebben dan de contour van de grondverontreiniging, of omdat er een restverontreiniging is achtergebleven. Het grondwater wordt door een grondwateronttrekking gesaneerd. De grond wordt daarbij doorspoeld. Dit is beschreven in [3], het onttrekken van grondwater. De mate waarin deze pluim verwijderd kan worden wordt in belangrijke mate bepaald door de bodemopbouw en bodemsamenstelling. Klik op deze link voor een beschrijving van het toepassingsgebied.

Vaak wordt tegenwoordig geëist om het grootste deel van het onttrokken water na zuivering weer te herinfiltreren. Dit stelt wel speciale eisen aan de zuivering.

Uit het selectieschema van deze figuur volgt of grondwateronttrekking (pump en treat) toepasbaar is. Dat kan getoetst worden met behulp van de bodem- en locatiespecifieke vuistregels en rood/oranje/groentabellen.

Zoek bij verwerken grondwater of [4] voor het verwerken van bij bodemsanering vrijkomend grondwater.

Wanneer is de variant realistisch?

Ontgraven en grondwateronttrekking is realistisch wanneer:

  • er weinig bebouwing of obstakels zijn;
  • er toch ontgraven moet worden als gevolg van herinrichting, al dan niet in combinatie met een bronnering;
  • het een grondverontreiniging betreft met een relatief beperkte diepte (ontgraving in den droge technisch uitvoerbaar);
  • de grondverontreiniging in voldoende mate verwijderd kan worden (zo veel mogelijk verwijderen naleverende bron), zodat met een grondwateronttrekking de verontreinigende stoffen in de pluim verwijderd kunnen worden tot het niveau van een stabiele eindsituatie.

Ontgraven en grondwateronttrekking is niet (direct) voor de hand liggend wanneer:

  • voor de ontgravingput omvangrijke civieltechnische maatregelen nodig zijn; deze maken de variant erg duur, bijvoorbeeld in het geval dat de bron (deels) onder de bebouwing zit;
  • grondwaterstandverlaging niet mogelijk is doordat een beïnvloeding van de omgeving niet is toegestaan [5], bijvoorbeeld in gebieden waar een anti-verdrogingsbeleid van toepassing is of in grondwaterbeschermingsgebieden; de beïnvloeding van de omgeving kan beperkt worden door infiltratie maar dit heeft weer kostenconsequenties;
  • bij een grote doorlatendheid van de bodem, waardoor met zeer hoge debieten onttrokken moet worden;
  • de bodem slecht doorlatend is en doorspoeling niet mogelijk is.